Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4688

Datum uitspraak2007-10-03
Datum gepubliceerd2007-10-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200700208/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij brief van 9 juni 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hoorn (hierna: het college) een verzoek van appellante om vergoeding van schade afgewezen.


Uitspraak

200700208/1. Datum uitspraak: 3 oktober 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Vomar Voordeelmarkt B.V.", gevestigd te Alkmaar, appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 20 november 2006 in het geding nr. BELEI 06/317 tussen: appellante en het college van burgemeester en wethouders van Hoorn. 1.    Procesverloop Bij brief van 9 juni 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hoorn (hierna: het college) een verzoek van appellante om vergoeding van schade afgewezen. Bij besluit van 9 december 2005 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 20 november 2006, verzonden op 23 november 2006, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 januari 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 5 februari 2007. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 15 maart 2007 heeft het college van antwoord gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. P.C. de Goede, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door G.R.M. Koopman, ambtenaar in dienst bij de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen Ambtshalve overweegt de Afdeling als volgt. 2.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld de uitspraak van 2 maart 2005 in zaak no. 200405244/1), is de schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan op een verzoek om vergoeding van schade, naar gesteld veroorzaakt bij de uitoefening door dat orgaan van een publiekrechtelijke bevoegdheid, een besluit, als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), doch kan de bestuursrechter slechts van beroep tegen zodanig besluit kennisnemen, indien die rechter tevens bevoegd is kennis te nemen van beroep tegen de uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid. 2.2.    Appellante exploiteert een supermarkt aan het Betje Wolffplein te Hoorn. Het afgewezen verzoek betreft schade, naar gesteld veroorzaakt door de afsluiting en herinrichting van het op dit plein gelegen parkeerterrein. Tegen die afsluiting en herinrichting, stond geen beroep op de bestuursrechter open, omdat deze handelingen geen besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb zijn.    Het college heeft het door appellante tegen de afwijzing van 9 juni 2005 gemaakte bezwaar dan ook ten onrechte niet niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het besluit van 9 december 2005 ten onrechte niet deswege vernietigd. 2.3.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep gegrond verklaren, het besluit van 9 december 2005 vernietigen en het door appellante tegen de afwijzing van 9 juni 2005 gemaakte bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaren. 2.4.    Het college wordt op na te melden wijze in de proceskosten verwezen. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het hoger beroep gegrond; II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 20 november 2006 in zaak no. BELEI 06/317; III.    verklaart het door appellante bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond; IV.    vernietigt het besluit van het college van 9 december 2005, kenmerk 05.48198; V.    verklaart het door appellante tegen het besluit van 9 juni 2005 gemaakte bezwaar alsnog niet-ontvankelijk; VI.    bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit; VII.    veroordeelt het college tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Hoorn aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; VIII.    gelast dat de gemeente Hoorn aan appellante het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 703,00 (zegge: zevenhonderddrie euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb     w.g. Haan Voorzitter     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2007 27-507.